“On the Fringe”

Inleiding
Iona is een klein rotsachtig eiland ‘on the fringe’ van de Schotse Hebriden. Wat is er zo bijzonder aan dit piepkleine eilandje? Het eiland is een parel in de Atlantische oceaan: de prachtig veranderende kleuren van de zee, het witte zand en de stilte. Iona wordt ook wel omschreven als ‘a thin place’. Velen blijven terugkomen om dit telkens te ervaren. De vrede die er heerst is haast niet in woorden uit te drukken. Weer anderen zijn op zoek naar ‘healing’ en hopen iets van de pijn en worsteling uit het dagelijks leven op Iona in te ruilen voor wat moed om de beslommeringen in het dagelijks leven te kunnen dragen. Een grote groep kiest er echter voor om een week mee te leven in de oecumenische geloofsgemeenschap, de Iona Community genaamd. Nu eerst een uiteenzetting van Iona in de vroege jaren. In de tussenbalans zal ik antwoord geven op de derde deelvraag: Hoe heeft de Keltisch-christelijke spiritualiteit zich uitgekristalliseerd in een christelijke leefgemeenschap als Iona?

Iona in de vroege jaren
Iona heeft door de eeuwen heen een belangrijke rol gespeeld in het christendom van de Britse eilanden. In 563 zou de Ierse monnik Columba op zijn missie of peregrinatio dit kleine Schotse eilandje hebben bereikt, waar hij vervolgens een klooster stichtte. Vikingen vielen Iona in 802 en 806 aan en verjaagden of vermoordden de leden van de gemeenschap. Begin 13e eeuw werd op dezelfde plek een Benedictijner abdij gebouwd. De huidige Iona Community grijpt nog altijd terug op haar Keltische en Benedictijnse
verleden. Ik start deze paragraaf door stil te staan bij het ontstaan van de kloostergemeenschap op Iona in de 6e eeuw. Vervolgens zeg ik kort iets over de Benedictijnse invloed, omdat de huidige Iona Community hier nog altijd kenmerken van heeft. Ik sluit deze paragraaf af met een uiteenzetting over de oprichting van de Iona Community door George MacLeod.

St. Columba
De heilige Columba, ofwel: St. Columba genaamd binnen de Keltische kerk, werd geboren in het Ierse Donegal in 521 en overleed op het eiland Iona op zondag 9 juni 597. Volgens Ferguson (1988, 21) droomde zijn moeder voor zijn geboorte dat haar zoon een profeet zou zijn en veel zielen naar het hemelse koninkrijk zou leiden. Na zijn geboorte werd hij gedoopt met de naam Colum, wat van het Latijnse ‘columba’ afstamt en duif betekent. Van jongs af werd hij in de kerk als een begeesterd iemand gezien en zo kreeg hij de bijnaam Columcille, wat ‘duif van de kerk’ betekent.
Columba groeide op in een familie van adel. Het Keltisch-christendom was door St. Patrick in Ierland verspreid en zodra hij oud genoeg was werd hij naar een kloosterschool gestuurd, aldus Ferguson (1988, 22). Na een tijd diaken te zijn geweest vertrok hij om door te leren, leergierig als hij was. Hij kreeg les in de literatuur en mythes van het oude Ierland. Daarbij ontwikkelde hij een liefde voor poëzie en oefende zijn retoriek. Omdat Columba tot de elite behoorde moest hij grote gedeelten uit de Heilige Schrift uit zijn hoofd leren en gedeeltes van de heilige manuscripten kopiëren. In deze tijd – hij was inmiddels al priester – vertrok hij naar het noorden van Ierland om daar spirituele centra op te richten waar onderwijs in de Schrift werd gegeven en zending werd bedreven. Zijn passie voor en kennis van de Druïdische tradities hielpen hem in het bekeren van hele stammen (Ferguson 1988, 23). Zijn leergierigheid bracht hem echter in de verleiding het manuscript van de Vulgaat (waarvan enkel de evangeliën), die Bisschop Finbar meegenomen had toen hij terugkwam van zijn reis uit Rome, te kopiëren. Hij deed dit in het geheim; Finbar kwam erachter en bracht hem voor de koning. De traditievertelt, aldus Ferguson (1988,23), dat Columba zijn mannen opdracht had gegeven tegen de koning ten strijde te trekken. Drieduizend man kwamen om het leven en Columba werd ter dood veroordeeld. Het verhaal gaat dat er net zoveel mensen tot geloof waren gekomen als er om het leven waren gekomen. Dit leidde ertoe dat het vonnis werd ingetrokken.

Het eiland ‘I’, of ‘Hi’
Even later verliet Columba op tweeënveertigjarige leeftijd met twaalf man zijn thuisland. Er gaan verschillende verhalen de ronde waarom Columba vertrok. De meest aannemelijke is dat Columba in ballingschap gestuurd werd, aldus Ferguson. In de Ierse traditie is ballingschap een reis, die als offer om Jezus’ wil werd gezien overeenkomstig de innerlijke reis van de ziel, ook wel bekend als peregrinatio. Zoals gezegd kwam Columba met zijn twaalf volgelingen aan op het eiland Iona op de vooravond van het Pinksterfeest. Hij kreeg toestemming van de plaatselijke vorst om zich daar te vestigen (Van Klinken 2007,28). Het eiland heette toen nog ‘I’, of ‘Hi’, wat ‘eiland’ betekent in het Gaelisch. Al gauw kreeg het de naam ‘I-Colum-Cille’, pas later kreeg het eiland de naam Iona. Columba stichtte een kloostergemeenschap op de noordoostkust van het eiland, aan de kant van het  eiland Mull, op de plaats van een oude druïdetempel. Iona werd namelijk voor Columba’s komst Innisnan-Dhruideach, het eiland der druiden, genoemd (MacLeod 1978,5).

Zendingsgemeenschappen van de Keltische kerk
Iona zou één van de grootste zendingsgemeenschappen van de Keltische kerk worden en ook één van de belangrijkste centra van cultuur en wetenschap, aldus Bradley (2005,35). De kloosterlingen leefden van wat het werk van hun eigen handen opbracht, ze hadden akkers en bevisten de zee (Van Klinken 2007,28).

  • Er zijn sommigen die zeggen dat het een verbastering is van het Pictische ‘ioua’. Anderen zeggen dat het uit het Hebreeuws komt, omdat ‘ioua’ duif betekent, aldus Ferguson.
  • Het meest aannemelijk vind ik de uitleg dat het eiland in Columba’s dagen ‘Io’ heette, vernoemd naar het vroege Ierse ‘Io’ wat voor taxusboom staat. Onderzoek heeft uitgewezen dat het eiland voor een deel begroeid was met deze bomen

Werken aan het Book of Kells
Daarnaast werkten ze vermoedelijk aan het prachtige manuscript de ‘Book of Kells’. Al gauw groeide de gemeenschap uit tot zo’n honderdvijftig man.
Columba staat bekend om zijn ‘healing powers’, gedichten en zendingsdrang (Ferguson 1988, 27-29). Zijn werk hield bij zijn dood in 597 niet op: tot op heden wordt hij als een groot voorbeeld gezien en worden zijn werken nog vaak aangehaald. Zo heeft De Waal (1999,109) het volgende gebed van Columba aangehaald:

‘Heerlijk, denk ik, is het te zijn in de schoot van een eiland,
op de top van een rots, opdat ik daar vaak de rust van de zee mag zien.
Opdat ik de hoge golven over de glinsterende oceaan mag zien rollen,
terwijl zij een lied zingen voor hun vader tijdens hun eeuwige voortgang.
Opdat ik het gladde strand van duidelijk zichtbare landtongen mag zien, niet in nevelen gehuld;
opdat ik de stemmen van wondere vogels mag zien, hun blijde weerkerende zang.
Opdat ik het geluid van de woeste golven tegen de rotsen mag horen;
opdat ik de schreeuw bij het kerkhof mag horen, het geluid van de zee.
Opdat ik de prachtige zwermen vogels boven de oceaan vol water mag zien;
opdat ik haar machtige walvissen, de grootste der wonderen, mag zien.
Opdat ik haar eb en vloed mag zien, zoals zij komen en gaan;
opdat dit mijn naam mag zijn, een geheim dat ik vertel: ‘Hij die Ierland de rug toekeerde.’
Opdat ik de Heer mag loven die macht heeft over alles,
de hemel met haar reine engelenschaar, de aarde, eb en vloed.’

De Benedictijnse invloed
In 1203 vroeg Reginald aan de Benedictijnse orde om naar Iona te komen en daar een nieuwe gemeenschap te stichten op de plek waar Columba ooit zijn kloostergemeenschap had gesticht. Een stabiele en georganiseerde gemeenschap had een stabiel gebouw nodig en dus werd er een nieuw klooster gebouwd van steen. De gemeenschap was gefocust op werken en vieren, minder op zending. Verlossing was er dus ook niet mogelijk buiten de muren van het klooster, aldus Ferguson (1988,45). De Benedictijner periode duurde tot ongeveer het midden van de 15e eeuw. ‘Het was een leven van eenvoud, vaak van ontberingen en zware arbeid, maar ook een leven dat gekenmerkt werd door intensief gebed en discipline’, aldus Millar (2007,35). Tijdens de Reformatie werden de monniken gedwongen Iona te verlaten. De abdij raakte in verval, door ouderdom en verwaarlozing. In 1828 werd Iona officieel ondergebracht bij de Church of Scotland en in 1899 werd de abdij aan de Church of Scotland Trustees overgedragen. De kerk werd opgeknapt, maar de overige gebouwen van het complex bleven ruïnes.

George MacLeod
Het verhaal van de Iona Community is onlosmakelijk verbonden met één man, namelijk George Fielden MacLeod (Ferguson 1990, 37-52). Hij werd geboren op 17 juni 1895, te Glasgow, als zoon van Edith Fielden en Sir John MacLeod. Zijn vader was een succesvol accountant en later parlementslid in Schotland. In 1913 vertrok hij naar Oxford om daar aan het Oriel College rechten te gaan studeren. Toen een jaar later de Eerste Wereldoorlog uitbrak keerde hij naar Schotland terug om zich vanuit een sterk plichtsgevoel te melden bij het leger, namelijk: Argyll and Sutherland Highlanders. MacLeod ontving twee onderscheidingen voor zijn optreden tijdens deze oorlog: de ‘Military Cross’ en de ‘Croix de Guerre avec palmes pour courage’ (Ferguson 1990, 61-66).
Zijn ervaringen in het leger overtuigden MacLeod ervan dat hij niet door moest gaan met zijn rechtenstudie maar predikant moest worden. Hij meldde zich in september 1919 bij de Universiteit van Edinburgh voor een tweejarige theologiestudie (Ferguson 1990,78). Al tijdens zijn studie toonde hij een bijzondere interesse in het werk met jongeren in achterstandswijken. Na een periode in Canada, keerde MacLeod op 3 oktober 1922 terug naar Schotland om daar als assistent in de High Kirk of St Giles in Edinburgh aan de slag te gaan, een prestigieuze positie voor een jonge theoloog (Ferguson 1990,82). Hier kreeg hij te maken met grote verschillen tussen de rijke bovenlaag van de bevolking en de schrijnende armoede in de volksbuurten.
In 1938 nam George MacLeod het besluit zich aan een groot experiment te wagen. Hij legde aan de Iona Cathedral Trustees zijn plan voor om met een groep werkloze ambachtslieden en een even grote groep predikanten-in-opleiding de ruïnes op Iona te restaureren. Voor hemzelf was dit een ingrijpendebeslissing, waarmee hij zijn financiële  zekerheid verloor en zijn kerkelijke carrière op het spel zette. Hij zegde toe zich voor tenminste vijf jaar aan dit project te verbinden zonder financiële vergoeding. Dit alles kwam voort uit zijn overtuiging dat de kerk actie moest ondernemen om iets te kunnen betekenen in relatie tot de sociale vraagstukken uit die tijd (Millar 2007, 37). Hij was van mening dat afgestudeerde theologen in de eerste twee of drie jaar van hun predikantschap extra training moesten krijgen voor het werk in de vaak erbarmelijke omstandigheden van de industriesteden. De eerste zes maanden zouden zij op Iona doorbrengen, om vervolgens, nog steeds als lid van de gemeenschap, enige jaren hun vaardigheden in de achterstandswijken in praktijk te brengen (Ferguson 1988, 51-2). Het trainen van predikanten van de Church of Scotland voor werk in het nieuwe geürbaniseerde Schotland was het oorspronkelijke doel van de Iona Community en daarmee stond het lidmaatschap in die tijd automatisch alleen open voor mannen (Ferguson 1988,53). Het duurde nog tot 1969 voordat de eerste vrouw toestemming kreeg volledig lid te worden.

Groeiende beweging
De jonge predikanten keerden na hun tweejarige training volledig terug in de maatschappij, waarbij hun lidmaatschap kwam te vervallen (Ferguson 1988,67). Er was geen sprake van een gemeenschap, die steeds groter werd. Hoewel er tijdens het verblijf op Iona door iedereen, zowel arbeiders als jonge predikanten, dagelijks tijd werd ingeruimd voor gebed en vieringen in de abdij en het hele project voortkwam uit de wens iets te doen aan de sociale problemen, was het nooit de bedoeling een soort kloosterorde te stichten. De leden hoefden dan ook geen permanente gelofte af te leggen (Ferguson 1988,51). Het aantal en de samenstelling van de leden bleef ook min of meer gelijk.
Toch ontwikkelde de gemeenschap zich niet helemaal zoals MacLeod aanvankelijk had bedacht. Na de eerste twee jaar bleek, dat de jonge predikanten ook in hun zelfstandige baan lid wilden blijven. Zo ontstond er een groeiende beweging, waarbij de geestelijken een steeds grotere meerderheid gingen vormden. Steeds meer mannen uit andere landen en andere denominaties sloten zich aan (Ferguson 1988, 68). Naast het volledige lidmaatschap ontstond, ook voor vrouwen, de mogelijkheid om als associate een beperkte vorm van verbintenis aan te gaan of als friend de gemeenschap financiële steun te bieden (Ferguson 1988,61-2).

Tweede Wereld oorlog
Ook omstandigheden van buitenaf beïnvloedden de vorm, die de gemeenschap uiteindelijk zou krijgen. Al snel na aanvang van het project brak de Tweede Wereldoorlog uit. MacLeod besloot, dat alleen de ambachtslieden tijdens de zomermaanden door moesten gaan met de herbouw aangezien jonge predikanten zich in oorlogstijd waarschijnlijk niet voor een langere periode aan dit project zouden willen verbinden. Hij besloot in de zomermaanden conferenties en cursussen te organiseren voor zowel geestelijken en theologiestudenten als voor leken. Hiermee kreeg de gemeenschap een educatief karakter, dat niet enkel meer gericht was op het opleiden van predikanten. Ook jongeren vonden hun weg naar Iona. Om hierop in te spelen startte MacLeod met het organiseren van jeugdkampen op een zalmvisserij in Camas op het eiland Mull. Ds. Ralph Morton en zijn vrouw werden als beheerders aangesteld. Vooral in de jaren ’40 en ’50, maar ook later, is dit project van grote betekenis geweest op het gebied van sociale en maatschappelijke hulpverlening.

Kritiek  
Hoewel er vanaf het begin veel belangstelling was voor de Iona Community en de gemeenschap een groei doormaakte, die George MacLeod nooit had kunnen voorzien, was er ook veel kritiek met name vanuit de Church of Scotland. MacLeod stond midden in de presbyteriaanse traditie en heeft nooit een beweging buiten die kerk om willen beginnen. Toch kreeg de kerk steeds meer het gevoel dat de Iona Community niet in haar traditie paste, waardoor ze er geen controle over kon uitoefenen. Vooral tijdens de oorlog was er kritiek op MacLeods pacifisme. Ook bepaalde elementen van de liturgie, zoals de wekelijkse eucharistieviering, het gebruik van responses – een vorm van beurtspraak tussen voorganger engemeente – en de kaarsen in de abdij, riepen weerstand op. Vaak klonk de beschuldiging dat de gemeenschap enerzijds naar Rome en anderzijds naar Moskou lonkte, aldus Ferguson (1988, 55-56). In 1951 werd besloten een Iona Community Board op te zetten, die elk jaar verslag uit zou brengen aan de General Assembly. Hiermee werd de Iona Community officieel onder de jurisdictie van de Church of Scotland gebracht en uiteindelijk geaccepteerd (Ferguson 1988, 255).

Secularisatie
De tweede helft van de jaren ’60 was een moeilijke periode voor de Iona Community (Ferguson 1988,98- 101). Niet alleen zorgde de ingezette secularisatie en toenemende kritiek op de traditionele kerk voor onrust, maar ook moest de gemeenschap zich ernstig bezinnen over haar toekomst. In 1965 was de herbouw van het oude kloostercomplex, de kern van het gemeenschappelijke samenleven en -werken, zo goed als voltooid. Twee jaar later kondigde MacLeod zijn aftreden als leider aan. Hij had de gemeenschap 29 jaar gediend. De nieuwe leider Ian Reid moest een organisatievorm vinden, waarin hij zonder het directe leiderschap van zijn stichter verder kon (Ferguson 1988, 109). Dat dit goed geslaagd is blijkt wel uit het feit dat de gemeenschap bleef groeien en het zomerprogramma elk jaar zeer goed werd (en nog steeds wordt) bezocht. In 1987 werd de eerste steen van het MacLeod Centre gelegd, dat wekelijks accommodatie biedt aan ongeveer vijftig mensen. Vandaag de dag telt de Iona Community bijna 250 leden, meer dan 1500 associaties en rond de 1500 Friends (Iona Abbey Worship Book 2001,9).

Wilt u meer weten neem gerust contact op met ons!

Contact